Onderwerp: Focuslezen Les 3: S leutelwoorden markeren I Als je op de fiets naar school gaat, twijfel je wel eens: moet ik nu een jas aan of niet? Je kunt dan even naar buiten gaan om te voelen hoe warm of koud het is. Dan merk je vanzelf of het warm genoeg is om zonder jas te fietsen. Als jij het warm genoeg vindt, hoeft een ander dat nog niet te vinden. Wat jij lekker warm vindt, noemt een ander ‘nog wel wat fris’. Als je temperaturen betrouwbaar wilt vergelijken, heb je een meetinstrument nodig: de thermometer. Als je iets wilt verwarmen, heb je een warmtebron nodig. De gasbrander die je bij proeven op school gebruikt, is zo’n warmtebron. Ook in huis vind je allerlei warmtebronnen: de cv-ketel, het kooktoestel, de geiser, de oven, het strijkijzer, het koffiezetapparaat, het theelichtje, enzovoort. Niet alle planten en dieren worden gegeten, ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten komen op de grond terecht. Bacteriën en schimmels gebruiken deze resten als voedsel. Je ziet dus dat stoffen in de natuur steeds opnieuw gebruikt worden. Stoffen van planten komen via dieren en bacteriën en schimmels uiteindelijk weer bij planten terecht. Stoffen maken in de natuur een kringetje. Zo’n kringetje noemen we een kringloop. Op elk voorwerp dat zich op aarde bevindt, werkt de aantrekkingskracht van de aarde. Deze aantrekkingskracht wordt de zwaartekracht genoemd. Als je de massa van een voorwerp kent, kun je de zwaartekracht berekenen. Een dieselmotor, een elektrische oven, een luidspreker, een accu en een windmolen zijn heel verschillende apparaten. Maar ze hebben een belangrijke overeenkomst: het zijn allemaal energieomzetters. Ze nemen één soort energie op en geven daar een of meer andere soorten energie voor terug. Het bloedvatenstelsel van de mens bestaat uit het hart en de bloedvaten. Elk lichaamsdeelbevatveel groteenkleinebloedvaten. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten. De weg die het bloed aflegt door het lichaam noemen we de bloedsomloop. 15
RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc3MDc=